De eerste
Ergens in het verre verleden, tijdens de evolutie, is het dier ontstaandat wij heden ten dage chow-
chow noemen. Zonder twijfel is het één vande oudste gefokte honden.
Historici hebben in oude kronieken, zelfs uitde 11e eeuw voor Christus beschrijvingen gevonden
van de Tartarenhond ofbuitenlandse chow, waarin de unieke eigenschappen van deze hond zijn
teherkennen. Ze worden beschreven als zwaargebouwd met een ruige vacht,rechte achterpoten en
een blauwe tong. De ontwikkeling in de evolutieen enige vorm van domesticatie hadden toen al
plaatsgevonden.De voorouders van de chow moeten gezocht worden in de prehistorie; in
hetMeozoïcum, ongeveer 28 tot 12 miljoen jaar geleden, kwam de Hemicyonvoor, een dier dat
tussen een beer en een hond inzat, gemiddeld ingrootte en met veel hondachtige eigenschappen.
Zijn directe opvolger was de Simicyon, een dier dat in grootte varieerde tussen een kleine beer en
een vos.Deze dieren leefden in subarctische gebieden, maar werden tij-dens één van de ijstijden
verder naar het zuiden verspreid, naar Siberiëen Noord-Mongolië. Het is interessant om te weten
dat de Chow, afgezienvan het beerachtige voorkomen, zijn karakteristieke blauwzwarte tong,de
brede schedel en vierkante gestalte deelt met de kleine beersoortenin Tibet en Mandsjoerije.
Het gebit vormt uiteindelijk een doorslag-gevende factor. Terwijl andere honden 42 tanden en
kiezen bezitten,bleken zowel de Hemicyons als de Simicyons er 44 tot 46 te hebben.De Chow
heeft ook 44 tanden en kiezen maar verliest het extra paar gewoonlijk bij het wisselen. Uit dit
alles valt af te leiden dat de Chow oféén van zijn voorouders waarschijnlijk al vele jaren eerder
op de koudesteppen van Mongolië voorkwam voordat de evolutie de aapmens veranderdein de
mens.
DE CHOW KOMT IN CHINA
China's noordgrens werd regelmatig door barbaarse stammen aangevallen.Deze stammen, de
Tartaren en Mongolen, werden vergezeld door hun oorlogs-honden. Het woord Mastif! werd in
die tijd vaak gebruikt, niet in zijnhuidige betekenis, maar om een flinke, sterke hond met
jachtcapaciteitenaan te duiden, waarbij schrijvers en vertalers geen specifiek ras voorogen stond.
De oorlogshonden van de Tartaren werden beschreven als“leeuwachtig”, groot, sterk en met
zwarte tongen.
Keizer Wu Wang (1122-1116 voor Christus)
kreeg van de vijand als eerbetoon een aantal honden“uitzonderlijk sterk, met veel haar en
overwegend rood van kleur” Er bestaan in de literatuur talrijke aanwijzingen dat door
verschillendebarbaarse stammen in het noorden honden China zijn binnengebracht
die“buitenlandse chow” werden genoemd en aan de beschrijving van de heden-daagse chow
voldoen, met o.a. de blauwzwarte tong, stijve achterpoten enlippen die elkaar niet overlappen,
maar aansluiten, een eigenschap diede Chow zijn typische uitdrukking geeft.De Chinezen
ontdekten dat de buitenlandse Chow of Tartaarse oorlogshondwaardevol was als jacht, herders-
en waakhond. Keizers en edelliedenhielden de honden in een luxueuze omgeving.
Keizer Ling Ti b.v. beschouwdezijn honden als leden van de keizerlijke huishouding en zij
kregen hetallerbeste eten, hadden bedienden, een militair escorte, ze sliepen opkostbare kleden en
kregen zelfs keizerlijke onderscheidingen, zoals deOrde van Kai Fu. Deze honden hadden een
dubbele functie, nl. het bewakenvan het paleis en hun mooie, waardige uiterlijk. Keizers van de
Tang-dynastie hadden jachtkennels van wel 25.000 paren Chows. De Chow stondbekend als
jachthond die in staat was wolven en luipaarden aan te vallen,met een opvallend sterke reuk,
slimme jachttactiek en grote kracht.Beeldjes van Chows zijn gevonden in graftombes uit de Han-
periode(206 voor Christus -220 na Christus).
Ze waren bedoeld om de dodenmeesters te beschermen tegen duivelse invloeden. In kronieken uit
dezetijd is de Chow duidelijk herkenbaar in beschrijvingen van honden: fieremassieve honden
met leeuwachtige koppen, overdekt met dik haar. Ze blaffenzelden, behalve bij de jacht, waarbij
zij hun prooi door het moeilijkstbegaanbare terrein blijven achtervolgen. Er bestaat ook een
schilderijmet de afbeelding van een Chinees keizerlijk paleis van ongeveer 2000jaar geleden,
waar een Chow duidelijk zichtbaar onder een tafel ligt,met een prachtige rode vacht en met
dezelfde uitdrukking als de Chowsvan vandaag.
Tot deze tijd was er slechts sprake van een rode of zwarte kleur. Maarin de geïsoleerde rotsige
bergen van Noord China, Mandsjoerije enMongolië fokten de monniken in de Boeddhistische
Lamakloosters blauweChows. De oude Chinezen waren meesters in het fokken op kleur en
hetmoet ze veel tijd gekost hebben om een constante perfecte kleur zachtblauwte bereiken. Deze
blauwe Chows werden gebruikt om de kloosters tebewaken en te beschermen, het vee te hoeden
en te jagen en werden doorde monniken zorgvuldig bewaakt. Deze blauwe Chows
onderscheidden zichniet alleen door hun blauwe kleur maar waren groter en hadden betere
botten.Bij het eindigen van de Tang-dynastie ontstond een toenemende armoedeen, behalve in de
kloosters, stopte het selectieve fokken. Er waren geenkeizerlijke jachtpartijen meer. De originele
volbloed Chows kwamen alleennog voor in de huishoudingen van welgestelde kooplieden,
edelen en in dekloosters. De zuinige, commercieel ingestelde Chinezen begonnen
hondenfarms.De Chows waren niet alleen nuttig bevonden bij het veehoeden, jagen,sleeën en
bewaken, maar hadden ook een prachtige pels en bleken eetbaarte zijn. In de noordelijke
districten werden grote hondenfarms opgezetwaar Chows werden gefokt voor hun pels en waar
ze op een leeftijd van10 â 12 maanden werden gewurgd om de pels niet te beschadigen.
Strikteetiquetteregels schreven voor dat over een tuniek, afgezet met honde- ofschapenvacht geen
tweede tuniek gedragen mocht worden omdat dit de schoon-heid van het kostuum aan het oog
onttrok. Aan een boerenmeisje uitMandsjoerije ging trouwen kreeg ze een bruidsschat van
tenminste 6 Chowsom een farm te kunnen beginnen.
Het vlees van de Chow was een favoriete vervanger van schapenvlees en inde provincies
Kwantung en Kwan-si specialiseerde men zich in het fokkenop smaak. In Canton kregen de
honden een speciaal rijstdieet om de smaakte bevorderen. Er werd beweerd dat zwarte honden het
meest voedzame vleesleverden. Malse puppies van 9 maanden waren gereserveerd voor de
rijken,terwijl de arbeiders de volwassen honden aten. De Chow-tongen warendelicatessen en men
dacht dat zij helende eigenschappen bezaten. Hondwerd vooral in het najaar gegeten met
oliehoudend graan en was eenspecialiteit bij het A-chee feest.In 1928 werd in de provincie
Peking een wet aangenomen die het eten vanhondenvlees verbood. Ondanks dat wisten de oude
Chinezen nog heel lang deweg naar de clandestiene verkopers te vinden. Tot op de dag van
vandaagwordt er in Zuid-Korea nog steeds hondenvlees gegeten, meestal geserveerdals
medaillons op een bedje van uien. Zou dit de reden zijn dat de Chowzo'n sombere blik heeft,
alsof hij een grief tegen het leven heeft?
Over genomen uit het boek The Chow Chow van Diana Phillips.